LEUDAL - Ondanks het feit dat schoolbestuur SPOLT nog geen definitief besluit heeft genomen over de sluiting van de scholen in Heibloem, Kelpen-Oler en Buggenum, kijkt de gemeente toch alvast naar alternatieven voor de basisscholen. Een opgerichte
werkgroep van raadsleden heeft als doel om vanuit een 'niet politieke insteek' over de voorgenomen
sluiting advies uit te brengen aan de gemeenteraad.
Voor wat betreft onderwijshuisvesting heeft de gemeente een beperkte, wettelijk vastgelegde taak als het gaat om zaken als nieuwbouw, renovatie of uitbreiding. Een belangrijke rol bij het vertegenwoordigen van ouders, leerlingen en personeel van basisscholen is ook weggelegd voor de Medezeggenschapsraad (MR). Als een schoolbestuur een sluiting voorstelt, heeft de MR een adviesrecht. Naar verwachting zullen alle drie de scholen een negatief advies uitbrengen aan SPOLT over de aangekondigde sluiting. Als schoolbestuur SPOLT de adviezen van de MR-en niet overneemt, kunnen de MR-en de zaak voorleggen aan de Geschillencommissie.
Wet
Als eventueel alternatief is nu onder meer gekeken naar de per 1 juni 2021 in werking tredende 'Wet meer ruimte voor nieuwe scholen'. Op dit moment is de start van een nieuwe school alleen mogelijk op basis van een pedagogisch-didactisch of onderwijskundig concept, in combinatie met een erkende geloofs- of levensovertuiging, een zogenaamde richting. De nieuwe wet staat ook het vestigen van een school toe zonder een richting. Deze wet brengt echter verandering in de bekostiging. Ook de stichtings- en opheffingsnormen blijven ongewijzigd. Dit betekent dat om een nieuwe school te stichten toch voldaan moet worden aan de stichtingsnorm van 200 leerlingen.
Zorgen
Om meer te kunnen samenwerken en anticiperen op toekomstige ontwikkelingen is de gemeente met de in Leudal werkzame schoolbesturen een overleg gestart om tot een integraal huisvestingsplan te komen. Wethouder
Robert Martens (D66): 'Als wethouder deel ik de zorgen van ouders over een eventuele sluiting van de scholen. Tegelijkertijd is de directe invloed die we als gemeente op het aanbod en de kwaliteit van dit onderwijs beperkt. De Rijksoverheid bekostigt de scholen namelijk rechtstreeks. Indien de scholen gedurende drie jaar minder leerlingen tellen dan de lokale instandhoudingsnorm, 51 leerlingen, wordt de bekostiging stopgezet. Op dit moment zit alleen de school in Heibloem twee jaar onder die opheffingsnorm. Als wethouder is mij er veel aan gelegen om invulling te blijven geven aan de leefbaarheid van de kernen. De voorgenomen sluiting van de basisscholen wordt ook door de lokale gemeenschappen gezien als een forse aantasting van die leefbaarheid, onder meer door het wegvallen van een vestigings- en bindingsfactor. Het is voor iedereen dan ook heel belangrijk dat er samen met de werkgroep van de gemeenteraad nu al gekeken gaat worden naar alternatieven.'